MOEDERKEN IS UIT. Moederken is ter kerk, En douw-douw-douw, Vaderken moet het werk Doen van de vrouw. Slape, slape, kleine guit; Moederken is uit. Peinzende ligt hij daar, En pruilt, en bromt; Luisterend als het waar' Of iemand komt. Slape, slape, kleine guit; Moederken is uit. Heb-je zooveel verdriet! Och, douw-douw, och! Keppeke, schrei maar niet; 'k Ben ik hier nog. Slape, slape, kleine guit; Moederken is uit. 104 Liederen voor 't Volk, Maldegem (V. Delille) 1903, 143 p.